Dit sprookje is geschreven door mijn kleindochter Tess, 9 jaar oud.
Verhaal voor opa.
Er was eens een jongen. Hij wou alles weten over stenen. Hoe ze waren ontstaan. Waarom de ene rond was en de andere niet en of ze gevoelens hadden.
Iedereen vond het maar raar dat hij zich bezig hield met stenen. Dan zeiden ze: stenen kunnen niet eens iets; ze kunnen niet praten, niet lopen, ze voelen niet eens iets.
Maar het jongetje wist niet of dat zo was. Altijd als hij een steen vasthield voelde het alsof ze blij waren.
Hij deelde graag, wat voor een steen hij nu weer had gevonden.
Maar hij wist dat er nooit iemand luisterde.
Hij liep naar zijn kamertje dat vol stond met stenen. Maar wat was dat? Hij hoorde iets.
Hij dacht dat iemand zei: “ Zullen we het hem vertellen? ”
“ Nee, nee, hij mag het niet weten.”
“ Waarom niet? “
“ Hij zal het doorvertellen.”
“ Niemand gelooft hem toch.”
“ Nee, we doen het niet !! “
Het jongetje boog zich voorzichtig om de deur. Hij kon het net zien. Het waren de stenen !! Of niet ?
Stond er gewoon iemand in zijn kamer ?
Hij liep naar binnen.
Helemaal niemand te zien.
Was hij aan het dromen ?
Hij wist het, stenen hebben gewoon gevoel. Hij vroeg zacht: “ Kunnen jullie praten? “
De stem die hij de hele tijd hoorde zeggen dat ze het moesten vertellen zei gelijk: “ Ja. “
De steen die ernaast stond gaf hem een stoot en siste: “ We zouden het niet vertellen ! ”
“ Iedereen moest dit weten. Iedereen moet weten dat stenen echt bijzonder zijn. Ik ga het gelijk vertellen. “
Hij rende naar zijn ouders. De steen riep nog: “ Doe dat nou niet… “
Maar hij was al bij zijn ouders. “Pap, mam, stenen kunnen praten, ik heb het gehoord.”
Hij wist al dat zijn ouders hem niet gelijk zouden geloven. Maar hij dacht wel dat er meer uit zou komen dan: “ We weten allebei dat stenen niet kunnen praten, dat kan alleen in jouw dromen “.
“Dat kunnen ze wel !! Kom mee ik kan het jullie laten horen !! ”
Ze liepen naar zijn kamer. De stenen waren stil, ze zeiden helemaal niets.
“ Ik hoorde ze net praten. “
“ Ja ja, blijf maar lekker dromen. “
Hij wist het. Niemand zou hem ooit geloven.
Maar daar was hij na een tijdje wel aan gewend.
Zijn ouders hadden goed nieuws. Hij kreeg een broertje!
Dat leek hem zo ontzettend fijn.
Maar juist als je wilt dat de tijd sneller gaat, gaat het langzaam.
Maar toen het zo ver was, was hij zo blij. Hij was zo lief.
Toen zijn broertje ouder werd leek hij heel veel op hem.
Hij zei dat zijn broertje zijn kamer in moest gaan en “hoi “ zeggen tegen de stenen.
Zijn broertje vond het heel raar maar was zo benieuwd dat hij het maar gewoon deed.
Hij kwam binnen en zei “ hoi stenen “.
“Hoi “, zeiden de stenen.
De stenen zeiden hoi terug ! Hoe ? Wat ? Wie zei dat ?
De stenen, het zijn de stenen.
De kleine jongen geloofde zijn broer. Hij wist het ook.
Ze werden ouder en ouder. En hun ouders stierven.
Niet lang daarna de grote broer ook.
Op zijn begrafenis was zijn broertje, die wist wat al die tijd belangrijk voor hem was geweest.
En nam alle stenen van zijn broer mee.
Het was stil. Ze vroegen of iemand nog iets wou zeggen.
En opeens schoten alle stenen uit zijn rugzak.
Iedereen keek verschrikt op.
“ Hij heeft nooit gelogen.” Zeiden de stenen. “ Hij was geweldig “.
“ En stenen kunnen praten “.
Hij werd naar zijn graf gedragen.
En alle stenen liepen mee.
Ze gingen allemaal op het graf zitten.
En daar blijven ze hun hele leven.